kleinkindrenmanu

Khimradj Pherai

Bussumsestraat 153

2574  JG   Den Haag

Tel:   070  -3235050   of mobiel   0642153517

E-mail: khimradjpherai@casema.nl

 

 

Den Haag, 18  maart  2008

 

Sriemad-Bhagavatam [Canto 4, Hoofdstuk 1] Stamboom van de dochters van Manu

 

Dit onderwerp is het kroonjuweel van Stichting Shri Satya Aarya Pradhaana Karmavadisch Sananata Dharma Nederland en Suriname. Moge de waarheid op onwaarheid altijd zegevieren. Khimradj Pherai is voorzitter van beide stichtingen.

Zolang de zegen van Shirdi Sai Baba op ons rust, zal de waarheid op onwaarheid zegevieren.

 

Dit is het grootste geheim van de heilige geschriften van Sanatana Dharma, en moet ertoe leiden tot een regel rechte afrekening met het braahmanisme.

 

 Een belangrijk onderwerp waarvan een deel van de   Hindoe achterban heel weinig afweet, namelijk, de   Stamboom van de dochters van Manu. Het blijkt dat de mensen die zich zelf braahmanen noemen bar weinig hiervan afweten; en als ze het weten, dan proberen ze het geheim te houden voor het grote publiek..!

 Het wordt tijd dat zij de boeken beter gaan bestuderen en leren  om achter de waarheid te komen en die ook  te verkondigen.  Vedische Astrologie  geeft het  karakter  van de  mens  aan en het waarvoor hij/zij op deze moeder aarde is gekomen  In de baarmoeder belooft de mens veel aan de Allerhoogste God.  Eenmaal buiten vergeet men zijn beloftes  aan de Allerhoogste God  Het bewustzijn van de Heer bevindt zich ook in Zijn deeltjes, en afhankelijk van de mate waarin dat bewustzijn vrij is van stoffelijk vuil,  zijn de levende wezens verschillend gesitueerd. In de Vedaanta-suutra worden de diverse categorieen levende wezens vergeleken met kaarsen of lampen met een verschillend vermogen aan ( kaars) licht. Sommige gloeilampen hebben bijvoorbeeld het vermogen van duizend kaarsen, andere van vijfhonderd kaarsen, weer andere van honderd kaarsen, vijftig kaarsen, enzovoort. Alle lampen geven licht, maar de hoeveelheid licht is verschillend. Op dezelfde manier manifesteert Brahman zich in verschillende gradaties. De Vishnu-svaamsa-expansies van de Allerhoogste Heer in de verschillende Vishnu-gedaanten, en ook Heer Shiva, zijn net als lampen, maar het allerhoogste vermogen aan kaarslicht, de volle honderd procent licht, wordt vertegenwoordigd door Krsna. De visnu-tattva heeft vierennegentig procent licht, de siva-tattva vierenachtig procent, Heer Brahmaa heeft achtenzeventig procent, en de levende wezens zijn net als Brahmaa, maar in de gebonden staat is hun licht nog zwakker. Niemand kan ontkennen dat er verschillende gradaties van Brahman bestaan. Daarom geven de woorden aatmesa-brahma-sambhavaan aan dat Dattaattreya een rechtstreeks manifestatie van Visnu was, terwijl Durvaasa en Soma manifestaties waren van respectievelijk Heer Shiva en Heer Brahmaa.

 

De vraag is: hoeveel procent licht bezit de zogenaamde van geboorte braahmanen, terwijl zij nog steeds leugens vertellen en anderen blijven vernederen? Hebben zij wel antwoord  op deze vraag en weten ze iets hierover? Helaas leert de praktijk dat het overgrote deel van hen blijkbaar niets of  weinig weet betreffende deze materie.

 

Eerst een paar kritische opmerkingen overal rol van de zogenaamde van geboorte Braahmanen en de zogenaamde Arya Samaají’s ( DE NOBELE GROEP). De handelingen van beide groepen zijn in onwetendheid en ze leven in angst voor de opkomst van de aanhangers van de Karmavadische Sanatana Dharma, die de waarheid zoals verwoord in de vele heilige Geschriften in de openbaarheid brengen en prediken..

Zij die zonder enige reden daartoe zich zelve hebben gebombardeerd tot Braahmanen, dulden geen tegenstand, en gaan door met hun valse leerstellingen. Hiervoor worden zelfs leugens en verdachtmakingen niet geschuwd!!.

Vandaar dat ik besloten heb uit grote liefde voor de medemens  voorlopig een deel van de kennis die door deze  Braahmanen  geheim  gehouden werd en wordt, openbaar te maken voor het grote publiek. Ik heb beide groepen vaker voor een debat uitgenodigd en later zelfs uitgedaagd, maar helaas; uit angst dat zij het bij voorbaat zullen verliezen hebben ze nog nooit gedurfd om daarop te reageren. Wat ze wel doen is, radio stations opbellen en hun bang  maken,  voor vernieling van hun gebouwen en installaties  en moeten stoppen met het doorgeven van juiste informaties via hun media om de waarheid te verkondigen.

Ware braahmanen zouden nooit in hun hoofd halen om zoiets te doen. Bedreiging van beroep ( om braahmaan te zijn ) waarmee grof geld verdient  wordt speelt een zeer belangrijke rol in deze kwestie.

 

Dit is vrij recent nog in Republiek Suriname gebeurd. Dit soort mensen houden niet waarheid, want bij hen gaat het om de Hindoestaanse achterban langer dom te houden.

Het gaat bij de braahmanen (natuurlijk de enkele goede en eerlijke braahmanen uitgezonderd) puur om financiele- en materiele belangen. Het gaat dus om behoud van de positie als priester voor de exclusieve groep!!.

Hun motto is altijd geweest – en ook nu nog-: ,,Houdt de massa DOM, DAN KAN JE HEN MAKKELIJK BLIJVEN MANIPULEREN, BANG MAKEN EN UITBUITEN!!.

 

Sinds de jaren 1980 bestaat behalve bovengenoemde organisaties ook de Karmavadische Sanatana Dharma die o.a. deze misstanden aan de kaak stelt en voorlichting geeft. Zowel in het bestuur van Stichting OHM en Hindoeraad Nederland  werken de eerste twee groepen samen. Door hun handelingen in onwetendheid doen zij alsof  de Karmavadische Satanana Dharma geen bestaansrecht heeft om te mogen functioneren.

 

Nu enkele opmerkelijke zaken om aan te tonen wat werkelijk de waarheid is.

 

Zo lezen we in het Sriemad-Bhaagavatam dat het Mahaabhaarata speciaal door Vyaasadeva geschreven is voor strie-suudra-brahma-bandhu; dat wil zeggen voor vrouwen (strie) voor de laagste maatschappelijke klasse van de beschaafde menselijke samenleving (suudra), en voor degenen die geboren zijn in families van braahmana’s maar de regels en voorschriften niet nauwgezet volgen (brahma-bandhu).

Al deze klassen worden als minder intelligent beschouwd en het is hun niet toegestaan om de Veda’s te bestuderen, omdat die bedoeld zijn voor mensen die zich de braahmaanse .eigenschappen bezitten. Deze beperking is niet gebaseerd op een sektarisch onderscheid, maar op kwalificatie.

 

Het bestuur van Stichting Omroep Hindoe Media, houdt opzettelijk informatie over het kastenstelsel achter om de Hindoe achterban nog dom te willen houden omtrent de naakte WAARHEID dat  NIEMAND enkel en alléén door de geboorte bij een bepaalde familie een Braahmaan kan zijn.

 

De zogenaamde van geboorte Braahmanen behoren tot de groep van brahma-bandhu’s. Zeven zogenaamde van geboorte Braahmanen hebben zitting in het bestuur van Stichting OHM. Dus 2% van de Hindoe achterban hebben zeven bestuurlijke zetels.

Van waarheid willen deze mensen niets  en dan ook niets weten. Materiele belangen spelen een zeer belangrijke rol voor hen. Sinds 1990 heeft Khimradj  PHERAI, wetenschappelijk bewezen dat men niet als een Braahmaan wordt geboren. Men gaat zover om zelfs het statuut van de OHM te wijzigen om voor altijd in het bestuur te blijven functioneren.

Dit allemaal gebeurt door  de Nickeriaanse kliek. Ook de zogenaamde Arische groep heeft hierbij belang om door een zogenaamde Indiase deskundige brieven samen te stellen voor het bestuur van Omroep Media dat er maar twee stromingen binnen het Hindoe-religie zijn.

Vooral het laatste is in verval, want zij geloven in Janma en Karma Braahmaan.

 

De maatschappelijke status c.q. het beroep, dat iemand bekleedt in de maatschappij, geeft aan tot welke groep iemand behoort, een priester, soldaat, handelaar en  of bediende.

 

Geen enkel mens wordt als braahmana, kshatriya, vaisya of sudra geworden. We worden allemaal als MENS geboren We zijn allemaal  afstammelingen van Manu.

Een tekst uit de Veda’s spreekt daarom van : Manur-bhava!!!. Wordt een afstammeling van Manu, de eerste mens.— Leef als een goed mens met een menselijke inborst enz.

Volgens de Geschriften-de Veda’s – Ramayan – Shriemad Bhagavad –Upanishads enz enz wordt ieder mens geboren als een Shudraa (laagste in rang op de maatschappelijk ladder).

Doch ieder mens, niemand uitgezonderd, heeft de mogelijkheid om afhankelijk van zijn of haar vermogen, door kennis, vaardigheden, daden, karakter, maatschappelijke betrokkenheid, bhaktie ( toegewijde dienst aan God en medemens) de mogelijkheid om afhankelijk van de hierboven vermelde eigenschappen, de daarbij horende daden en ambten in het Hindoeisme te bekleden!!!!!!!!! Vreedzaamheid, zelfbeheersing, soberheid, reinheid, verdraagzaamheid, eerlijkheid, wijsheid, kennis en vroomheid- van deze aard is het werk van de braahmana’s.

 

 

Het Sriemad-Bhaagavatam zou als studieboek moeten worden geintroduceerd op scholen en universiteiten, want de grote toegewijden en leerling Prahlaada Mahaaraaja beveelt het aan als middel om het demonische gezicht van de samenleving te veranderen.

 

Kaumaara aacaret praajńo            dharmaan bhaagavataan iha

             Durlabham maanusam   janma       tad apy adhruvam arthadam

                                                                        (S.B.., 7.6.1.)

 

Onenigheid in de samenleveing is het gevolg van het ontbreken van religieuze normen. God, de Almachtige, is degene uit wie alles voortkomt, die alles in stand houdt en in wie alles terugkomt om in Hem te rusten. De  materiele wetenschap heeft niet voldoende onderzoek gedaan om te proberen de uiteindelijke oorsprong van de schepping te achterhalen, maar het is een feit dat alles wat er is één en dezelfde oorsprong heeft.

 

Krsne sva-dhaamopagate          dharma-jnaanaadibhih saha

       Kalau nasta-drsaam esa             puraanaarko  ‘dhunoditah

 

“Deze Bhaagavata Puraana die straalt als de zon werd onmiddellijk geopenbaard nadat Krishna, vergezeld van religie, kennis enzovoort, naar Zijn verblijfplaats was vertrokken.Mensen die als gevolg van  de diepe duisternis der onwetendheid in de tijd van Kali  (kali-yuga (juidige periode)hun helderheid zijn kwijtgeraakt, zullen uit deze Puraana nieuw licht ontvangen

 

 

       Sriemad-Bhagavatam [Canto 4, Hoofdstuk 1] Stamboom van de dochters van Manu

 

TEKST 1

Maitraye uvaaca

manos tu sataruupaayaam          tisrah kanyaas ca jajnire

aaktuutir  devahuutis ca            prasuutir iti visrataah

 

Maitraye uvaaca –  de grot wijze Maitraye zei; manoh tu – van Svayambhuva Manu; sataruupaayaam    – bij zijn vrouw Satarupa; tisrah – drie; kanyah ca – ook dochters; jajnire – baarde ; akutih – genaamd Akuti; devahutih – genaamd Davahutih; ca – ook; prasutih – genaamd prasuti; iti – aldus; visrutah – welbekend.

 

Srie Maitreya zei : Svaayambhuva Manu verwekte drie dochter bij zijn vrouw Sataruupaa : Ākuuti, Devahuuti en Prasuuti.

 

                                                         TEKST  2

            Aakuutim rucaye pradaad           api bhraatramatiem nrpah

               Putrikaa-dharmam aasritya       sataruupaanumoditah

 

Akutim – akuti; rucaye – aan de grote wijze Ruci; pradat – overhandigde; api – hoewel; bhratr – matim – dochter die een broer heeft; nrpah – de konning; putrika – de uit hun huwelijk voortgekomen zoon krijgen; dharmam – religiueze rituelen; asritya – toevlucht nemen; satarupa – door de vrouw van svayambhuva Manu; anumoditah – goedgekeurd.

 

Ākuuti had twee broers, maar desondanks schonk koning Svaayambhuva Manu haar aan Prajaapati Ruci op voorwaarde dat de zoon die uit hun huwelijk geboren zou worden teruggegeven als zijn zoon. Dit deed hij in overleg met zijn vrouw Sataruupaa.

 

TEKST  3

         Prajaapatyih sa bhagavaan           rucis tasyaam ajiejanat

            Mitunaam brahma-varcasvie         paramena samaadhinaa

 

Prajaapatyih – iemand die het verwekken van kinderen is toevertrouwd; sah – hij; bhagavan – de rijkste; rucih – de grote wijze Ruci; tasyam – bij haar; ajijanat – bracht ter wereld;mithunan – paar; brahma – varcasi – geestelijke zeer krachtig; paramena – met grote kracht; samadhina – in trance

 

Ruci, die uitmuntte in braahmaanse eigenschappen, werd tot een van stamvaders van de levende wezens benoemd, en verwekte bij zijn echtgenoete Ākuuti één zoon en één dochter.

 

                                                             BETEKENIS

Het woord brahma-varcasvie is hier erg belangrijk. Ruci was een braahmana, en hij vervulde zijn braahmaanse plichten zeer strikt. Zoals verklaard wordt in de Bhagavad-gietaa, zijn de volgende eigenschappen als braahmaans aan te merken: het beheersen van geest en zintuigen, innerlijke en uiterlijke reinheid, het ontwikkelen van geestelijke en materiel kennis, eenvoud, waarheidslievend, geloof in de Allerhoogste Godspersoon, enzovoort. Er zijn vele eigenschappen waaraan men een braahmana kan herkennen, en we kunnen uit dit vers opmaken dat Ruci zich nauwgezet aan alle braahmaanse beginselen hield Daarom wordt hij speciaal brahmavarcasvie genoemd. Iemand die een braahmana als vader heeft, maar zichzelf niet als een braahmana gedraagt, wordt in de vedische taal een brahma-bandhu genoemd, en tot het niveau van suudraa’s en vrouwen gerekend. Zo lezen we in het Sriemad-Bhaagavatam dat het Mahaabhaarata speciaal door Vyaasadeva geschreven is voor strie-suudra-brahma-bandhu; dat wil zeggen voor vrouwen (strie) voor de laagste klasse van de beschaafde menselijke samenleving (shudra), en voor degenen die geboren zijn in families van braahmana’s maar de regels en voorschriften niet nauwgezet volgen (brahma-bandhu).

Al deze klassen worden als minder intelligent beschouwd en het is hun niet toegestaan om de Veda’s te bestuderen, omdat die bedoeld zijn voor mensen die zich de braahmaanse eigenschappen hebben eigengemaakt. Deze beperking is niet gebaseerd op een sektarisch onderscheid, maar op kwalificatie.Hieruit blijkt dat een mens van geboorte geen braahmaan kan zijn.

 

                                                         TEKST  4

           yas tayoh purusah saaksaad            visnur yajna-svaruupa-dhrk

              Yaa strie saa daksinaa bhuuter       amsa-bhuutaanapaayinie

 

Yah – iemand die; tayoh – uit hen; purusah – manelijk; saksat – rechtstreeks; visnuh – de allerhoogste heer; yajna – Yajna; svarupadhrk – de gedaante aannemend; ya – de andere; stri – vrouwelijk; sa – zij; daksina – Daksina; bhuteh – van de godin van de geluk; amsa – bhuta – een volkomen expansie zijnde; anapayini – nooit gescheiden mogen worden.

 

Van de twee kinderen die Ākuuti ter wereld bra                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                      cht, was het mannelijke kind rechtstreeks een incarnatie van de Allerhoogste Godspersoon. Zijn naam was Yajna, wat een andere naam voor Visnu is. Het vrouwelijke kind was een gedeeltelijke incarnatie van Laksmie, de godin van het geluk, de eeuwige metgezellin van Heer Visnu.

 

 

 

                                                         TEKST 5

            Aaninye sva-grham putryaah        putram vitata-rocisam

                Svaayambhuvo mudaa yukto        rucir jagraaha  daksinaam

 

Aaninye – bracht naar; sva-grham – huis; putryaah – ter wereld gebracht door de dochter;        putram – de zoon;  vitata-rocisam – zeer machtig;  Svaayambhuvo – de Manu Svaayambhuvo;  mudaa – zeer ingenomen; yuktah – met; rucih – de grote wijze ruci;  jagraaha – hield;  daksinaam – de dochter genaamd Daksina

 

      Vol vreugde nam Svaayambhuva Manu de mooie jongen genaamd Yajna mee naar huis, en zijn schoonzoon Ruci hield de dochter, Daksinaa.

                                                           

                                                          

 

 

 

TEKST 6

            taam kaamayaanam bhagavaan                uvaaha yayusaam patih

                Tustaayam tosam aapanno                         janayad dvaadasaatmajaan

 

taam  – haar; kaamayaanam – verlangend; bhagavaan – de haar;  uvaaha – trouwde; yayusaam  – van all offers; patih – meester; Tustaayam – bij zijn vrouw die zeer verheugd was; tosam – veel plezier; aapanno – verkregend hebbend; janayad – beviel van; dvaadasa  – twaalf; atmajaan – zoons.

 

De Heer van de ritualistische yajna trouwde later met Daksinaa, die er zeer naar verlangde om de Allerhoogste Godspersoon als echtgenoot te hebben, en ook de Heer was zeer verheugd om haar twaalf kinderen te schenken.

 

                                                         TEKST 7

             tosah pratosah santoso                             bhadrah saantir idaspatih

                idhmah kavir vibhuh svahnah                    sudevo rocano dvi-sat

 

tosah – Tosa; pratosah – Pratosasantosoh – Santosa; bhadrah – Bhadra; saantih – Santi; idaspatih – idaspati; idhmah – Idhma; kavir – Kavi; vibhuh – Vibhu; svahnah – Svahna; sudevo – Sudeva; rocano  – Rocana; dvi-sat – twaalf.

 

De twaalfjongens die uit het huwelijk van Yajna en Daksinaa geboren werden heetten, Tosa, Pratosa, Santosa, Bhadra, Saanti, Idapati, Idhma, Kavi, Vibhu, Svahna, Sudeva en Rocana.

 

                                                         TEKST 8

                tusitaa  naama  te devaa            aasan svaayambhuvaantare

                   marieci-misraa rsayo                  yajnah sura-ganesbarah

 

 tusitaa  – de groep van de Tusita`s; naama – genaamd;  te – allen; devaa – half goden; aasan – werden; svaayambhuva – de naam van de Manu; antare – in die periode; marieci-misraa – met Marici aan het hoofd; rsayo – grote wijzen;  yajnah – de incarnatie van de Heer Visnu;sura-gane isvarah – de koning der half goden.

 

Gedurende de regeringsperiode van Svaayambhuva Manu werden al deze zoons de devata’s, die tezamen de Tusita’s worden genoemd. Marieci werd hoofd van deze zeven rsi’s en yajna werd de koning der devata’s, Indra.

 

                                                         BETEKENIS

Tijdens het leven van Svaayambhuva Manu werden al deze zoons de devata’s bekend als de Tusita’s, de wijzen aangevoerd door Marieci, en de afstammelingen van Yajna, de koning der devata’s, zes soorten levende wezens, te weten de manu’s, de deva’s, de manu-putra’s, de amsaavataara’s, de suresvara’s en de rsi’s (rishi’s). Overeenkomstig de opdracht van de Heer, vermenigvuldigden zij zich allen teneinde het universum te bevolken. Daar Yajna de incarnatie van de Allerhoogste Godspersoon was, werd Hij de koning der devata’s, Indra.

 

                                                        

 

 

 

TEKST 9

 

                priyavratottaanapaadau              manu-patrau mahaujasau

                    tat-putra-pautra-naptrnaam        anuvrttam tad-antaram

 

priyavrata – Priyavrata; uttaanapaadau – Uttanapada;  manu-patrau – zonen van Manu maha ojasau – heel groot  – machtig;  tat – hun; –putra – zonen; pautra – kleinzonen; naptrnaam  – kleinzonen van de dochter; anuvrttam – volgend; tad-antaram – gedurende de regerings periode van die Manu.

 

De twee zonen Syaayambhuva Manu, Priyavrata en Uttaanapaada, werden zeer machtige koningen, en hun zonen en kleinzonen verspreidden zich gedurende die periode over de drie werelden.

 

                                                         TEKST  10

             devahuutim adaat taata                 kardamaayaatmajaam manuh

                tat-sambandhi sruta-praayam       bhavataa gadato mama

 

devahuutim  – devahuti; adaat – overhandigde; taata mijn dierbare zoon; kardamaaya  – aan de grote wijze kardama; atmajaam – dochter; manuh – Heer Svayambhuva Manu;  tat-sambandhi – in dat verband;  sruta-praayam – bijna alles gehoord;  bhavataa – door jou; gadato – gesproken; mama – door mij.

 

Mijn dierbare zoon, Syaayambhuva Manu gaf zijn zeer beminde dochter Devahuuti ten huwelijk aan Kardama Muni. Ik heb je hun verhaal al verteld, en je hebt bijna alles over hen gehoord.

 

                                                         TEKST 11

           daksaaya brahma-putraaya                   prasuutim bhagavaan manuh

               praayacchad  yat-krtah sargas             tri-lokyaam vitato mahaan

 

daksaaya – aan prajapati Daksh; brahma-putraaya – de zoon van de heer Brahma;  prasuutim – prasutim; bhagavaan – de grote persoonlijkheid;  manuh – Svayambhuva Manu;  praayacchad – overhandigde;  yat-krtah – gedaan door wie; sargas – schepping; tri-lokyaam – in de drie werelden; vitato – verspreid; mahaan – uitgebreid.

 

Svaayambhuva Manu schonk zijn dochter Prasuuti aan de zoon van Brahmaa genaamde Daksa, die ook een van de stamvaders van de levende wezens was. De afstammelingen van Daksa zijn over alle drie de werelden verspreid.

 

                                                         TEKST 12

         yaah kardama-sutaah proktaa              nava brahmarsi-patnayah

             taasaam prauuti-prasavam                   procyamaanam nibodha me

    

yaah – degenen die; kardama-sutaah – de dochters van Kardama; proktaa – werden genoemd;  nava – negen;  brahmarsi – grote wijze in het bezit van geestelijk kennis; –patnayah  – echtgenotes; taasaam – hun; prauuti-prasavam  – generaties van zonen en kleinzonen;  procyamaanam  – beschrijvend; nibodha – probeer te begrijpen; me – van mij.

 

Je weet al dat Kardama Muni negen dochters had, die ten huwelijk gegeven werden aan negen verschillende wijzen. Ik zal nu de afstammelingen van die negen dochters beschrijven. Luisters alsjeblieft goed.

 

                                                         BETEKENIS

In het derde canto is reeds hoe Kardama Muni negen dochters verwekte bij Devahuuti, en hoe al deze dochters later weggeschonken werden aan grote wijzen, zoals Marieci, Atri en Vasistha.

 

TEKST 13

         patnie marieces tu kalaa                      susuve kardamaatmaajaa

             kasyapam puurnimaanam ca              yayor aapuuritam jagat

 

patnie – echtgenoten ; marieces – van de wijze genaamd ; tu – ook ; kalaa – genaamd Kala;  susuve – baarde ; kardama-atmaajaa – dochter van Kardama muni ;  kasyapam  – geheten ; puurnimaanam ca – en Purnima geheten ;   yayor – door wie ; aapuuritam – overal verspried ; jagat – de wereld.

 

Kardama Muni’s dochter Kalaa, die getrouwd was met Marieci, kreeg twee kinderen, Kasyapa en Puurnimaa geheten. Hun afstammelingen zijn over de hele wereld verspreid.

 

                                                         TEKST  14

          purnimaasuuta virajam                    visvagam ca parantapa

             devakalyaam hareh paada               saucaad yaabhuut sarid divah

       

  purnima – Purnima; asuuta – verwekte; virajam – een zoon genaamd Viraja;  visvagam ca – Visvaga genaamd;  paran-tapa – o vernietiger van de vijand;  devakalyaam – een dochter genaamd Devakulya; hareh – van de allerhoogste Godsprsoon; paada saucaad  – door het water dat zijn lotus voet waste; ya – zij;  abhuut – werd; sarid divah het bovenzindelijke water in de bedding van de Ganges.

 

 

Mijn best Vidura, van de twee zonen van Kasyapa en Puurnimaa, verwekte Puurnimaa drie kinderen: Viraja, Visvaga en Devakulyaa. De laatste van deze drie, Devakalyaa, was het water dat de lotusvoeten van de Godspersoon waste, en dat later de Ganges van de hemelse planeten werd.

 

                                                         TEKST  15

        atreh patny anasuuyaa trien              jajne suyasasah sutaan

          dattam durvaasasan somam                aatmesa-brahma-sambhavaan

 

atreh – van Atri Muni; patny – echtgenote; anasuuyaa – Anusaya geheten; trine – drie;  jajne – baarde; suyasasah – zeer beroemd; sutaan – zonen;  dattam – dattatreya; durvaasasan – durvasa; somam – soma ( de maangod);    aatma  – de Superziel; Isa heer Siva; -brahma – heer brahma; sambhavaan – incarnaties van.

 

Anasuuya, de echtgenote van Atri Muni, kreeg drie zeer beroemde zonen—Soma, Dattaatreya en Durvaasaa- die gedeeltelijke manifestaties van respectievelijk Heer Brahmaa, Heer visnu en Heer Siva waren.

 

                                                         BETEKENIS 

In dit vers vinden we de woorden aatmaa-iesa-brahma-sambhavaan. Aatma betekent de Superziel, Visnu, iesa betekent Heer Siva, en Brahma betekent Heer Brahmaa met de vier hoofden. De drie zonen van Anasuuyaa- Dattaatreya, Durvaasaa en Soma- waren gedeeltelijke manifestaties van deze devata’s. Aatma behoort niet tot de catogorie van de devata’s of levende wezens, omdat Hij Visnu is: daarom staat Hij beschreven als vibhnnaamsa-bhuutyaanam. De Superziel, Visnu, is de zaadgevende vader van alle levende wezens, met inbegrip van Heer Brahmaa en Heer Shiva.

Het bewustzijn van de Heer bevindt zich ook in Zijn deeltjes, en afhankelijk van de mate waarin dat bewustzijn vrij is van stoffelijk vuil, zijn de levende wezens verschillend gesitueerd. In de Vedaanta-suutra worden de diverse categorieen levende wezens vergeleken met kaarsen of lampen met een verschillend vermogen aan kaarslicht. Sommige gloeilampen hebben bijvoorbeeld het vermogen van duizend kaarsen, andere van vijfhonderd kaarsen, weer andere van honderd kaarsen, vijftig kaarsen, enzovoort. Alle lampen geven licht, maar de hoeveelheid licht is verschillend. Op dezelfde manier manifesteert Brahman zich in verschillende gradaties. De Vishnu-svaamsa-expansies van de Allerhoogste Heer in de verschillende Vishnu-gedaanten, en ook Heer Siva, zijn net als lampen, maar het allerhhogste vermogen aan kaarslicht, de volle honderd procent licht, wordt vertegenwoordigd door Krsna. De visnu-tattva heeft vierennegentig procent licht, de siva-tattva vierenachtig procent, Heer Brahmaa heeft achtenzeventig procent, en de levende wezens zijn net als Brahmaa, maar in de gebonden staat is hun licht nog zwakker. Niemand kan ontkennen dat er verschillende gradaties van Brahman bestaan. Daarom geven de woorden aatmesa-brahma-sambhavaan aan dat Dattaattreya een rechtstreeks manifestatie van Visnu was, terwijl Durvaasa en Soma manifestaties waren van respectievelijk Heer Siva en Heer Brahmaa.

 

                                                         TEKST  16

                                                     Vidura uvaaca

               atrer grhe sura-sresthaah                 sthity-utpatty-anta-hetavah

                  kincic cikiersavo jaataa                   etad aakhyaahi me guro

                                                               

 Vidura uvaaca – Sri Vidura zei;  atrer grhe – in het huis van Arti; sura-sresthaah  – belangrijkste halfgoden; sthity – in standhouding; –utpatty – schepping; –anta – vernietiging; hetavah – oorzaken; kincic – iets; cikiersavo verlangend om te doen; jaataa – verschenen;  etad  – dit; aakhyaahi – vertel; me – aan mij; guro – geestelijk leraar.

 

Na dit te hebben gehoord, vroeg Vidura aan Maitreya: Mijn dierbare meester, hoe kwam het dat de drie godheden Brahmaa, Visnu en Siva, die de schepper, de instanderhouder en de vernietiger van de hele schepping zijn, geboren werden als zonen van Atri Muni’s vrouw?

 

 

                                                    

 

 

 

 

 

 

TEKST  17

                                                       Maitreya uvaaca

               brahmanaa coditah srstaav                atrir brahma-vidaam varah

                  saha patnyaa yayaav rksam               kulaadrim tapasi sthtah

 

 Maitreya uvaaca – Sri Maitreya Rsi zei; brahmanaa  – door de heer brahma; coditah – geinspireerd; srstaav  – om te scheppen;  atrir – Arti; brahma-vidaam – van degen die geleerd zijn in gestelijke kennis; vara de belangrijkste; saha – met; patnyaa – echtgenote; yayaav – gingen; rksam  – naar de berg genaamd Rksa; kulaadrim  – grote berg; tapasi – voor boetedoening; sthtah – verbleven.

 

 

Maitreya zei: Toen Heer Brahmaa Atri Muni had opgedragen om na zijn huwelijk met Anasuuyaa verschillende generaties levende wezens te verwekken, begaven Atri Muni en zijn echtgenote zich naasr het dal aan de voet van de Rksa-berg om er zware boetedoening te doen.

 

                                                         TEKST  18

                tasmin prasuuna-stabaka                           palaasaasoka-kaanane

                    vaarbhih sravadbhir udghuste                    nirvindhyaayaah samantatah

             

 tasmin – in die; prasuuna-stabaka – trossen bloemen;  palaasa – bomen; asoka – asoka bomen;-kaanane – in de wilde tuin;  vaarbhih – bij de wateren; sravadbhir – stromend; udghuste  – hoorbaar;nirvindhyaayaah – van de rivier de Nirvindhya; samantatah – overal.

 

In dat dal stroomt de rivier de Nirvindhya. Op de over van die rivier staan vele asoka-bomen en bloeiende palaasa-planten, en men hoort er altijd het lieflijke geluid van een waterval. Op die mooie plek kwam het echtpaar aan.                                                                                

 

                                                         TEKST    19

                  praanaayaamena samyamya                 mano varsa-satam munih

                     atisthad eka-paadena                              nirdvandvo ‘nila-bhojanah

 

praanaayaamena  – door ademhalingsoefeningen te doen ;  samyamya  – beheersend ; mano – geest ; varsa-satam – honderd jaar ; munih – de grote wijze ; atisthad – bleef daar ; eka-paadena – staande ope en been ;  nirdvandvo – zonder dualiteit ; ‘anila – lucht ; -bhojanah – etend.

 

Daar concentreerde de grote wijze zijn geest door yoga-ademhalingsoefeningen te doen. Terwijl hij op die manier alle gehechtheden in bedwang hield, stond hij op slechts één been en at niets dan lucht. Zo bleef hij honderd jaar staan.

 

                                                         TEKST  20

             saranam tam prapadye  ‘ham                    ya eva jagad-iesvarah

                prajaam aatma-samaam mahyam              prayacchatv  iti cintayam

           

saranam  – toevlucht zoekend; tam  – aan; prapadye – me overgeef;  ‘aham – ik;  yah – wie; eva  – zeker; jagad-iesvarah  – de heer van het universum; prajaam  – zoon; aatma-samaam – gelijk hij zelf; mahyam – aan mij;  prayacchatv – laat hij geven;  iti – aldus;  cintayam

 – denkend.

Hij dacht: Moge de Heer van het universum, bij wie ik mijn toevlucht heb gezocht, mij uit Zijn goedheid een zoon schenken gelijk Hijzelf.

 

                                                         BETEKENIS

Uit dit vers blijkt dat de grote wijze Atri Muni geen duidelijk beeld had van de Allerhoogste Godspersoon. Hij moet uiteraard wel op de hoogste zijn  geweest van de vedische gegevens, volgens welke de Alleehoogste Gospersoon de schepper van het universum is, uit wie alkles voortkomt, die deze scheping in stand houdt, en in wie de gehele schepping bewaard blijft na de vernietiging. Yato vaa imaani bhuutaani (Taittrrieya Upanisad 3.1.1). Atri Muni concentreerde zich dus op de Allerhoogste Godspersoon op basis van de gegevens uit de vedische mantra’s. Zonder dat hij zelfs Zijn naam kende, smeekte hij de Allerhoogste Godspersoon gewoon om een kind dat van precies hetzelfde niveau zou zijn als Hij.

Dit soort toegewijde dienst, waarbij men geen kennis heeft van Gods naam, wordt ook in de Bhagavad-gietaa beschreven, waar de Heer zegt dat vier soorten mensen met een achtergrond van vrome activiteiten Hem komen vrahgen om wat ze nodig hebben. Atri Muni wilde een zoon hebben die precies zo was als de Heer, daarom kan hij niet als een zuivere toegewijde wordenbeschouwd, aangezien hij een verlangen had dat  materieel van aard was Hij wilde namelijk niet de Godspersoon Zelf, maar alleen maar een kind dat precies op Hem zou lijken. Als hij de Allerhoogste Godspersoon Zelf als kind had verlangd, zou hij volkomen vrij geweest zijn van materiele verlangens, omdat hij dan de Allerhoogste Absolute Waarheid gewild zou hebben; maar aangezien hij een kind wilde dat op de Heer leek, was zijn verlangen materieel. Daarom kan atri Muni niet tot de  zuivere toegewijden gerekend worden.

 

                                 

 

                                                            TEKST  21

                tapyamaanam tri-bhuvanam                  praanaayaamaidhasaagninaa

                  nirgatena muner muurdhnah                   samieksya prabhavas trayah

 

tapyamaanam  – terwijl hij boetedoening deed; tri-bhuvanam – de drie werelden;  praanaayaama  – door ademhalingsoefeningen; idhasa  – brandstof; agninaa – door het vuur;   nirgatena  – te voorschijn komen uit; muneh – van de grote wijze; muurdhnah – boven op zijn hgoofd;  samieksya – overziend; prabhavas trayah – de drie grote goden ( Brahma, Vishnu, Maheshvara)

 

Terwijl Atri Muni bezig was met deze strenge boetedoeningen, kwam er een laaiend vuur uit zijn hoofd, dat veroorzaakt werd door de kracht van zijn ademhalingsoefe-ningen, en dat vuur werd opgemerkt door de drie belangrijkste godheden van de drie werelden.

 

BETEKENIS

Volgens Sriela Jieva Gosvaamie is het praanaayaama-vuur psychische bevrediging. Dat vuur werd gezien  door de Superziel, Visnu, en daardoor zagen Heer Brahmaa en Siva het ook. Atri Muni concertreerde zich door middel van zijn ademhalingsoefeningen op de Superziel, de Heer van het universum. Zoals in de Bhagavad-gieta wordt bevestigd, is de Heer van het universum Vaasudeva (vaasudevah sarvam iti), en werken Heer Brahmaa en Heer Siva onder Zijn leiding. Daarom werden zowel Heer Brahmaa als Heer Siva zich op aanwijzing van Vaasudeva bewust van Atri mauni’s zware boetedoeningen, en waren ze zo goed om naar beneden te komen, zoals in het volgende vers wordt beschreven.

 

TEKST 22

              apsaro-muni-gandharva                        siddha-vidyaadharoragaih

                  vitaayamaana-yasasas                         tad-aasrama-padam yayuh

 

apsaro – hemelse gezelschapsdames; -muni – grote wijze; -gandharva – bewoners van de de Gandharva – planeet;  siddha – van Sidhaloka; -vidyaadhar – ander halfgoden; oragai – de bewoners van Nagaloka; vitaayamaana – verspreid; -yasasas – roem;  tad – zijn  -aasrama-padam  – kluizenaarshut; yayuh – gingen;

 

De drie godheden begaven zich toen naar de kluizenaarshut van Atri Muni, vergezeld van de bewoners van de hemelse planeten, zoals de hemelse schoonheden, de Gandharva’s, de Sidda’s, de Vidyaadhara’s en de Naaga’s. Zo gingen ze de aasrama van de grote wijze binnen, die beroemd was geworden om zijn boetedoeningen.

 

                                                         TEKST  23

              tat-praadurbhaava-samyoga                vidyotita-manaa munih

                uttisthann eka-paadena                         dadarsa vibudharsabhaan

 

tat – hun; praadurbhaava – verschijning ;-samyoga – gelijktijdig ;  vidyotita – verlicht ;-manaa  – in de geest ; munih – de grote wijze ;  uttisthann  – gewekt zijn ; eka-paadena   – zelfs ope en been ; dadarsa – zag ; vibudha – halfgoden ; rsabhaan – de grote persoonlijkheden.

 

De wijze stond op één been, maar zodra hij zag dat de drie godheden voor hem verschenen waren, was hij zo blij dat hij, ondanks het feit dat het hem groet moeite kostte, op één been naar hen toehinkte.

 

                                                         TEKST 24

              pranamya dandavad bhuumaav          upatsasthe  ‘rhanaanjalih

                 vrsa-hamsa-suparba-sthaan                svaih svais cihnais ca cihnitaan

 

 pranamya – eerbetuiging brengend; dandavad – als een stok; bhuumaav – grond;  upatsasthe  – viel neer; ‘rhana  – alle attributen om te aanbidden;anjalih – gevouwen handen; vrsa – stier;-hamsa – zwaan;-suparba – de vogel garuda; -sthaan – gezeten;  svaih – eigen; svais – eigen; cihnais – door symbolen; ca – en;  cihnitaan – herkend;

 

Daarna richtte hij gebeden tot de drie godheden, die gezeten waren op verschillende dargers — een stier, een zwaam en Garuda – en respectievelijk een trom, kusa-gras en een werpschijf in hun hand hielden. De wijze betuigde hen zijn eerbied door als een stok voor ze neer te vallen.

 

                                                         BETEKENIS

Danda betekent “een lange stok” en vat  betekent “zoals”. Voor een meerdere hoort men als een stok op de grond te vallen, en dit soort  eerbetuigingen noemt men dandavat. Atri Rsi betuigde de drie godheden op die manier zijn eerbied. Ze waren herkenbaar aan hun verschillende dragers en symbolen: zo wordt hier uitgelegd dat Heer Visnu op Garada, een grote adelaar, zat en een werpschijf in Zijn hand hield; Brahmaa zat op een zwaan en hield kusa-gras-gras in zijn hand, en Heer Siva zat op een stier en droeg een kleine trommel genaamd damaru. Atri Rsi herkende hen aan hun symbolen en verschillende dragers, en daarom bood hij hun zijn eerbetuigingen aan en verheerlijkte hij hen met gebeden.

 

TEKST 25

                 krpaavalokena hasad                            vadanenopalambhitaan

                   tad-rocisaa pratihate                              nimielya munir aksinie

 

  krpa -avalokena – genade volle blikken werpend ;hasad – glimlachend ; vadanena – met gezichten ; upalambhitaan – heel tevreden lijkend ; tad – hun ; -rocisa  – door de schitterenduitstraling ; pratihate – veblind ;   nimielya – sluitend ; munir – de wijze ; aksinie – zijn ogen.

 

Atri Muni was zeer verheugd toen hij zag dat de drie godheden hem welgezind waren. Hij werd verblind door de uitstraling van hun lichamen, en daarom deed hij zijn ogen zolang maar dicht.

 

                                                         BETEKENIS

Omdat de godheden glimlachten, kon hij begrijpen dat ze tevreden over hem waren. Omdat zijn ogen de schitterende uitstraling van hun lichaam niet kon verdragen, deed hij ze zolang maar dicht.

 

                                                         TEKST  26-27

              cetas tat-pravanam yunjann                   astaaviet samhataanjalih

                 slaksnayaa suuktayaa vaacaa                sarva-loka-garieyasah                                                                

 

                                                     atrir uvaaca

                             visvodbhava-sthiti-layesu vibhajyamaanair

                             maayaa-gunair anuyugam vigrhieta-dehaah

                             te brahma-visnu-girisaah pranato ‘smy aham vas

                             tebhyah ka eva bhavataam ma ihopahuutah

 

cetas – hart; tat-pravanam  – op hen concentrerend; yunjann – makend; astaaviet – reciteerde gebeden; samhataanjalih – met gevouwen handen; slaksnayaa – in vervoering; suuktayaa – gebeden; vaacaa – woorden;  sarva-loka – over de hele wereld; -garieyasah – eerbaar; atrir uvaaca  – atri zei; visva  – het universum; udbhava – schepping; -sthiti – in standhoudingl;-layesu  – vernietiging; vibhajyamaanair – verdeeld;

maayaa-gunair – door de uitwendige geaardheden der natuur; anuyugam – naar gelang verschillende tijd perken; vigrhieta – aanvaard; -dehaah – lichamen; te – zij; brahma – heer brahma; -visnu – heer Visnu; girisaah – heer siva; pranato – boog; ‘smy – ben;  aham – ik; vas – aan;  tebhyah – van hen;  ka – wie; eva  – zeker;bhavataam – van U; ma – door mij;  iha – door mij; upahuutah – geroepen.

 

Maar omdat zijn hart al tot de godheden was aangetrokken, vermande hij zich op de een of andere manier en begon met gevouwen handen welluidende gebeden tot de belangrijkste godheden van het universum te richten. De grote wijze atri zei: O Heer Brahmaa, Heer Visnu en Heer Siva, u hebt Zich in deze drie gedaantes verdeeld door de drie geaarden  (goedheid, hartstocht en onwetendheid) der natuur te aanvaarden, zoals U in ieder tijdperk doet voor de schepping, instandhouding en vernietiging van de kosmos. Ik breng U allen vol respect mijn eerbetuigingen en wil U vragen wie van U drieën ik met mijn gebeden geroepen heb.

 

                                                        

BETEKENIS  

Atri Rishi had gevraagd of de Allerhoogste Godspersoon,jagad-iesvara,de Heer van het universum, Zich wilde openbaren. De Heer moet vóór de schepping bestaan, want hoe kan Hij er anders de meester van zijn? Als iemand een groot huis bouwt, dan wil dat zeggen dat hij al bestond voordat het huis gebouwd werd. Daarom moet de Allerhoogste Heer, de schepper van het universum, aan  de materiele geaardheden der natuur ontstegen zijn. Het is echter bekend dat Visnu de geaardheid goedheid bestuurt, Brahmaa de geaardheid hartstocht, en Heer Siva de gaardheid onwetendheid. Daarom zei Atri Mauni:“ Die jagad-iesvara, de Heer van het universum, moet een van u zijn, maar aangezien u met zijn drieën gekomen bent, kan ik degene die ik geroepen hen niet herkennen. U bent allen zo goed. Vertel  me alsublieft wie van u werkelijk jagat-iesvara, de Heer van het universum is”. In feite verkeerde Atri Rsi in onzekerheid aangaande de wezenspositie van de Allerhoogste Heer, Visnu, maar hij wist wel heel zeker dat de Heer van het universum niet een van de door maayaa geschapen geconditioneerde wezens kon zijn. Het feit dat vroeg wie hij geroepen had, wijst erop dat hij onzeker was omtrent de wezenspositie van de Heer. Daarom bad hij tot alle drie:“Vertel me alsublieft wie de bovenzinnelijk Heer van het universum is.”Hij wist natuurlijk dat ze niet alle drie de Heer konden zijn, maar hij was er vast van overtijgd dat de Heer van het universum een van hen moest zijn.

     

                                                              TEKST 28           

                           eko mayeha bhagavaan  vividha-pradhaanais

                               cittie-krtah prajananaaya katham nu yuuyam

                           atraagataas tanu-bhrtaam manaso ‘pi duuraad

                               bruuta prasiesata mahaan iha vismayo me

 

eko – een; maya – door mij; iha – hier; bhagavaan – grote persoonlijkheid;  vividha – verscheidene ;pradhaanais – door attributen; cittie-krtah – geconcentreerd;  prajananaaya – om een kind te verwekken; katham – waarom; nu – echter; yuuyam – u allen; atra  – hier; agataas – verschenen; tanu-bhrtaam – ven de belichaamde;  manaso – de geest; ‘pi – hoewel;  duuraad – van ver boven; bruuta  – leg alstublief uit; prasiesata – me genadigd zijn; mahaan – heel groot; iha – dit;  vismayo – twijfel;  me – van mij.

 

Ik heb om de Allerhoogste Godsperson gebeden, omdat ik een zoon wilde zoals Hij, en Hij was de enige aan wie Ik dacht. Maar hoewel Hij ver boven het menselijke voorstellingsvermogen verheven is, bent u alle drie hier verschenen.Wil me uw komst alsublieft uitleggen, want ik ben hier helemaal door in de war.

 

                                                         BETEKENIS

Atri Muni was zich er volledig van bewust dat de Allerhoogste Godspersoon de Heer van het universum is, en hij bad dus om de ene Allerhoogste Heer. Daarom was hij verrast dat er drie godheden voor hem verschenen waren.

 

 

 

 

 

 

 

 

TEKST 29

                                                     maitreye uvaaca

               iti tasya vacah srutvaa                       trayas te vibudharsabhaah

                 pratyaahuh slaksnayaa vaacaa            prahasya tam rsim prabho

 

maitreye uvaaca  – de wijze Maitreya zei;  iti – aldus; tasya – zijn; vacah – woorden; srutvaa – na te hebben gehoord;  trayas te – alle drie; vibudha  – half goden; rsabhaah – belangrijkste; pratyaahuh  – antwoorden; slaksnayaa – vriendelijk; vaacaa – stemmen;  prahasya – glimlachend; tam  – naar hem; rsim  – de grote wijze; prabho – o machtige.

 

 

De grote wijze Maitreya vervolgde: Nadat de drie voorname godheden Atri Muni zo hadden spreken, glimlachten ze en antwoordden hem met de volgende welluidende woorden.

 

                                                         TEKST  30

                                                          Devaa uucah

               yathaa krtas te sankalpo                       bhaavyam tenaiva naaanyathaa

                  sat-sankalpasya te brahman                 yad vai dhyaayati te vayam

 

 Devaa uucah – de halfgoden antwoorden;  yathaa – zoals;  krtas – gedaan; te – door jou; sankalpo  – vastberadenheid;  bhaavyam  – zal gedaan worden; tenaiva – doordat;  na anyathaa – niets anders; sat-sankalpasya – iemand die nooit zijn vastberadeheid verliest; te – van jou; brahman – o beste brahmana; yad  – hetgeen; vai – zeker; dhyaayati  – mediterend; te – zij allen; vayam – wij zijn.

 

De drie godheden zeiden tot Atri Muni: Beste braahmana je vastberaden is volmaakt, en daarom zal wat je verlangde geschieden; en niets anders. Wij zijn alle drie die persoon op wie je mediteerde, en daarom zijn we samen voor je verschenen.

 

                                                         BETEKENIS

Atri Muni dacht aan de Godspersoon, de Heer van het universum, zonder dat hij een duidelijk idee van Hem, of van Zijn specifieke gedaante had. Men kan niet alleen Mahaa-Visnu, uit wiens ademhaling miljoenen universa voortkomen en in wie ze zeer binnengaan, als de Heer van het universum beschouwen, maar ook Garbhodakasaayie Visnu, uit wiens buik de lotus-bloem ontsproot waaruit Brahmaa geboren werd, of Ksierodakaayi Visnu, die de Superziel van alle levende wezens is. Verder kunnen Heer Brahmaa en Heer Siva, onder leiding van Ksierodakaayie Visnu- de Visnu-gedaante van dit universum—ook worden aanvaard als Heer van het universum.

Visnu is de Heer van het universum omdat Hij de instandhouder ervan is; maar aangezien Brahmaa de verschillende planetenstelsels en de bevolking ervan schept, kan ook hij als de Heer van het universum worden beschouwd. En hetzelfde geldt voor Heer Siva, die de uit-eindelijke vernietiger van het universum is. Omdat Atri Muni niet precies had aangeduid wie hij wilde hebben, waren ze dus alle-drie—Brahmaa, Visnu en Heer Siva—voor hem verschenen:“Omdat je een zoon wilde gelijk de Allerhoogste Godspersoon, de Heer van het universum, zal je verlangen worden vervuld.”Met andere woorden, iemand verlangens  wordt vervuld naargelang de intensiteit van zijn toewijding.

 

 

TEKST  31

                     athaasmad-amsa-bhuutaaas te        aatmajaa loka-visrutaah

                        bhavitaaro  ‘nga  bhadram te          visrapsyanti ca te yasah

 

atha – daarom; asmad – onze; -amsa-bhuuta –  volkomen expansief; te – jouw;  aatmajaa – zonene; loka-visrutaah – zeer bekeng over de hele wereld; bhavitaaro – zullen in de toekomst geboren worden ; ‘nga – beste grote wijze;  bhadram – alle voorspoed; te – aan jow; visrapsyanti – zullen verspreiden; ca –ook;  te – jouw; yasah –reputatie

 

 

De zonen die je zult krijgen, zullen een gedeeltelijke manifestatie van ons vermogen vertegenwoordigen, en omdat we je alle voorspoed toewensen, zullen die zonen je roem over de hele wereld verbreiden.

 

                                                         TEKST 32

                    evam kaama-varam dattvaa             pratijagmuh suresvaraah

                       sabhaajitaas tayoh  samyag              dampatyor misatos tatah

 

evam  – aldus; kaama-varam  – gewenste zegen; dattvaa – schenkend;  pratijagmuh – keerden terug; suresvaraah – de belangrijkste halfgoden; sabhaajitaas  – aanbeden; tayoh – terwijl zij;   samyag – volmaaktl;  dampatyor – het echtpaar; misatos – toekijkend; tatah – daarvandaan.

 

    Na Atri Muni gezegend te hebben, verlieten de drie godheden—Brahmaa, Visnu en Mahesvara—die plaats, terwijs het echtpaar hen nakeek.

 

                                                         TEKST 33

                    somo ‘bhuud brahmano ‘msena        datto visnos tu yogavit

                       durvaasaah sankararasyaamso         nibodhaangirasah prajaah

 

somo – de koning van de maanplaneet; ‘bhuud – verscheen; brahmano – ven heer brahma;  ‘msena – gedeeltelijke expansie;  datto –  dat; visnos – van vishnu; tu – maar; yogavi – zeer machtig;  durvaasaah – durvasha; sankararasyaamso – gedeeltelijk expansie van Heer Siva;  –  nibodha  – probeer gewoon rte begrijpen; angirasah – van de grote wijze; prajaah – generaties

 

Daarna schonk het echtpaar geboorte aan de maangod als gedeeltelijke manifestatie van Brahmaa: aan de grote mysticus Dattaatreya als gedeeltelijke manifestatie van Visnu; en aan Durvaasaa als gedeeltelijke manifestatie van Sankara [Heer Siva]. Luister nu naar wat ik je over de vele zonen van Angiraa te vertellen heb.

 

                                                         TEKST 34

                       sraddhaa tv angirasah patnie         catasro ‘suuta kanyakaah

                         sinievaalie kuhuu raakaa                 caturthy anumatis tathaa

 

sraddhaam  – Sraddha; tu – maar; angirasah – van Angira Rsi; patnie  – echtgenote; catasro  – vier; asuuta – baarde; kanyakaah – dochters; sinievaalie  – Sinivali; kuhuu – Kuhu; raakaa – raka; caturthy  – de vierde; anumatis – Animati; tathaa – ook.

 

Angiraa’s echtgenote, Sraddhaa, bracht vier dochters ter wereld: Sinievaalie, Kuhuu, Raaakaa en Anumati.

 

                                                         TEKST 35

                       tat-putraav aparaav aastaam       khyaatau svaarocise  ‘ntare

                         utathyo bhagavaan saaksaad        brahmisthas ca brhaspatih

 

 tat – zijn;-putraav – zonen; aparaav – anderen; aastaam – werden geboren;  khyaatau  – heel beroemd;svaarocise – in het Svarocisa – tijdperk;  ‘ntare – van de Manu;  utathyo – Utathya; bhagavaan – heel machtig; saaksaad – rechtstreeks; brahmisthas ca – geestelijk zeer gevorderd; brhaspatih – Brhaspati.

 

 

Behalve deze vier dochters, kreeg ze ook nog twee zonen. De ene kende men als Utathya, en de ander was de geleerde Brhaspati.

 

                                                         TEKST  36

                        pulastyo  ‘janayat patnyaam      agastyam ca havirbhuvi

                           so ‘nya-janmani  dahraagnir      visravaas ca mahaa-tapaah

                   

pulastyo  – de wijze Pulastya; ‘janayat – verwekte; patnyaam  – bij zijnechtgenoten; agastyam – de grote wijze Agastya; ca – ook; havirbhuvi – bij Havirbhu;  so  – hij ( Agastya)‘nya-janmani  – in zijn volgende leven; dahraagnir – het spijserteringsvuur; visravaas – Visrava; ca – en; mahaa-tapaah – zeer machtig door boetedoening.

 

 

 

Pulastya verwekte bij zijn echtgenote Havirbhuu een zoon genaamd Agastya, die in zijn volgende leven Dahraagni zou worden. Behalve hem, verwekte Pulastya nog een andere zeer grote en heilige zoon, Visravaa geheten.

 

                                                         TEKST 37

                        tasya yaksa-patir devah             kuberas tv idavidaa-sutah

                           raavanah kumbhakarnas ca       tathaanyasyaam vibhiesanah

 

tasya  – zijn; yaksa-patir – de kining de Yaksa`s; devah – halfgod; kuberas – Kuvera; tv – en; idavidaa- – uit idavida; sutah – zoon;  raavanah – Ravana;  kumbhakarnas – Kumbhakarna; ca – ook;  tatha  – aldus; anyasyaam – in de andere; vibhiesanah – Vibhisana.

 

Visravaa had twee vrouwen; de eerste heette Idavidaa, die Kuvera, de meester van alle Yaksa’s ter wereld bracht, en de tweede heette Kesinie, die drie zonen kreeg- Raavana, Kumbhakarna en Vibhiesana.

 

                                                         TEKST  38

                     pulahasya gatir bhaaryaa               trien asuuta satie sataan

                        karmasrestham varieyaamsam      sahisnum ca mahaa-mate

 

pulahasya  – uit pulaha; gatir –Gati; bhaaryaa – ecjhtgenote;  trien – drie; asuuta – baarde; satie  – kuis; sataan – zonen; karmasrestham  – zeer bekwaam in baatzuchtige activiteiten; varieyaamsam  – zeer achtenswaardig;  sahisnum – zeer verdraagzaam; ca – ook; mahaa-mate o grote Viidura.

 

 

Gati, de echtgenote van de wijze Pulaha, kreeg drie zonen, genaamd Karmasrestha, Varieyaan en Sahisnu, en alle drie waren grote wijzen.

Gati, de echtgenote van Pulaha, was de vijfde dochter van Kardama Muni. Ze was haar echtgenoot zeer trouw en al haar zonen waren van hetzelfde gehalte als hij.

 

                                                         TEKST  39

                       krator api kriyaa bhaaryaa         vaalakhilyaan asuayata

                          rsien sasti-sahasraani                   jvalato  brahma-ejasaa

 

krator – van de grote wijze Kratu; api – ook; kriyaa – Kriya; bhaaryaa – echtgenote; vaalakhilyaan  -net als valakhilya; asuayata  – verwekte;rsien  – wijze;  sasti – zestig;-sahasraani – duizend;  jvalato  – heel staralend; brahma-ejasaa – door de brahman gloed.

 

 

Kratu’s vrouw Kriyaa bracht zestigduizend grote wijzen ter wereld, de Vaalakhilya’s genaamd. Al deze wijzen waren zeer gevorderd in geestelijke kennis, waardoor hun lichamen straalden.

Kriyaa was de zesde dochter van Kardama muni, en zij bracht zestigduizend wijzen ter wereld, die bekendstonden als de Vaalakhilya’s, omdat ze zich allemaal als vaanaprastha’s terugtrokken uit het gezinsleven.

 

                                                         TEKST   40

                       uurjaayaam  jajnire putraa             vasisthasya parantapa

                          citraketu-pradhaanaas te                sapta brahmarsayo ‘malaah

 

 uurjaayaam – bij Urja;  jajnire – werden geboren; putraa – zonen;  vasisthasya – van de grote wijze Vasistha; parantapa – o grote; citraketu – citrake; -pradhaanaas – met aan het hoofd;  te – alle zonenen;  sapta – zeven; brahmarsayo  – grote wijze met gesstelijke kennis;‘malaah – smetteloos.

 

De grote wijze Vasistha verwekte bij zijn echtgenote Uurjaa, ook wel Arundhatie geheten, zeven smetteloze grote wijzen, waarvan de leider Citraketu heette.

 

                                                         TEKST  41

                          citraketuh surocis ca                   vivajaa mitra eva ca

                            ulbano vasubhrdyaano                  dyumaan sakty-aadayo ‘pare

 

citraketuh – Citraketu ; surocis ca – en ;  vivajaa – viraja ; mitra – mitra ; eva – ook ; ca  – en ;  ulbano – Ulbana ; vasubhrdyaano – Vasubhrdyana ;  dyumaan – dyuman ; sakty-aadayo – zonen met saktie aan het hoofd ; ‘pare – bij zijn ander echtgenoten.

 

 

 De namen van deze zeven wijzen waren als volgt : Citraketu, Suroci, Virajaa, Mitra, Ulbana, Vasubhrdyaana en Dyumaan. Ook Vasistha’s, andere vrouwen brachten zeer bekwane zonen ter wereld.

Uurjaa, die soms ook wel Arundhatie genoemd wordt, was de vrouw van Vasistha en de negende dochter van Kardama Muni.

 

 

                                                        

TEKST 42

                        cittis tv atharvanah patnie       lebhe putram dhrta-vratam

                          dadhyancam asvasirasam        bhrgor vamsam nibodha me.

 

Cittis – citti; tv – ook; atharvanah – van atharvanah; patnie – echtgenoten;   lebhe – kreeg; putram – zoon; dhrta-vratam  – zich strikt aan een gelofte houden; dadhyancam  – Dadhyanca; asvasirasam – Asvasira;  bhrgor vamsam – afstammeling van Bhrgu; nibodha – probeer te begrijpen; mevan mij.

 

Citti, de echtgenote van de wijze Artarvaa, kreeg een zoon genaamd Asvasiraa door een plechtige gelofte af te leggen, die men Dadhyanca noemt. Nu zal ik je vertellen over de afstammelingen van de wijze Bhrgu.

Citti, de echtgenote van Atharvaa, kent men ook wel als Saanti. Zij was de achtste dochter van Kardama Muni.

 

                                                         TEKST 43

 

                       bhrguh khyaatyaam mahaa-bhaagah         patnyaam putraan ajiejanat

                          dhaataaram ca vidhaataaram                     sriyam ca bhagavat-paraam

 

bhrguh – de grote wijze Bhrgu; khyaatyaam  – bij zijn echtgenote Khyati; mahaa-bhaagah – zeer fortuinlijk; patnyaam  – aan de echtgenote; putraan  – zonen; ajiejanat – baarde; dhaataaram  – data;ca – ook; vidhaataaram – Vidhata; sriyam – de dochter genaamd sri; ca bhagavat-paraam – en een groot toegewijde van de heer.

 

De wijze Bhrgu was zeer fortuinlijk. Hij verwekte bij zijn vrouw, Khyaati genaamd, twee zonen, Dhaataa en Vidhaataa, en één dochter, Srie, die de Allerhoogste Godspersoon zeer toegewijd was.

 

                                                         TEKST 44

                        aatim niyatim caiva                        sute merus tayor adaat

                           taabhyaam tayor abhavataam        mrkandah praana eva ca

 

aatim  – ayati; niyatim  – niyati; caiva – ook; sute – dochters; merus – de wijze meru; tayor –m aan die twee; adaat – huwlijkte uit; taabhyaam – van hen; tayor – beiden; abhavataam – verschenen;  mrkandah – mrkanda; praana – prana; eva  – zeker; ca – en.

 

De wijze Meru had twee dochters, Aayati en Niyati, die hij aan Dhaataa en Vidhaataa uithuwelijkte. Aayati en Niyati kregen twee zonen, Mrkanda en Praana genaamd.

 

                                                         TEKST  45

                       maarkandeyo  mrkandasya            praanaad  vedasiraa munih

                            kabis ca bhaargavo yasya            bhagavaan usanaa sutah

 

maarkandeyo  – mrkandeya; mrkandasya – uit mrkanda; praanaad  – uit prana; vedasiraa – vedasira; munih – grote wijze; kabis ca – kavi geheten; bhaargavo – bhargava geheten; yasya  – wiens; bhagavaan – zeer machtig; usanaa  – Sukracarya; sutah – zoon.

 

 

Uit Mrkanda werd Maarkandeya Muni geboren, en uit Praana de wijze Vedasiraa, die een zoon genaamd Usanaa [Sukraacaarya] verwekte, die men ook wel kent als Kavi. Ook Kavi behoorde dus tot de afstammelingen van de Bhrgu-dynastie.

 

                                                         TEKST 46-47

                       ta ete munayah ksataar                    lokaan sargair abhaavayam

                          esa kardama-dauhitra                     santaanah kathitas tava

 

                      srnvatah sraddadhaanasya               sadyah paapa-harah parah

                         prasuutim maanaviem daksa             upayeme hy ajaatmajah

 

 

 ta – zij; ete – allen; munayah  – grote wijze; ksataar – o vidura;  lokaan – de drie werelden; sargair  – met hun afstammelingen; abhaavayam – vulden; esa – dit; kardama – uit de wijzw kardama; -dauhitra – kleinzonen;  santaanah  –  nageslacht; kathitas – reeds gesproken; tava – tot jouw;  srnvatah – horend; sraddadhaanasya – van de gelovige;  sadyah – onmiddelijke; paapa-harah – alle terrug slagen van zondige activiteiten verminderend; parah – groot; prasuutim – prasuti; maanaviem – dochte van manu; daksa  – koning daksa; upayeme – trouwde; hy – zeker; ajaatmajah – zoon van brahma.

 

Op deze manier, o beste Vidura, breidden de afstammelingen van deze wijzen en de dochters van Kardama Muni de bevolking van het  universum uit. Iedereen die met geloof naar de beschrijvingen van dit koningshuis luistert, zal worden verlost van alle terugslagen van zijn zondige activiteiten. Een andere dochter van Manu, Prasuuti, trouwde met Daksa, de zoon van Brahmaa.

 

 

                                                         TEKST  48

                       tasyaam sasarja duhitrh               sodasaamala-locanaah

                          trayodasaadaad dharmaaya         tathaikaam agnaye vibhuh

 

tasyaam – bij haar; sasarja – ver wekte; duhitrh – dochters; sodasa  – zestien; amala-locanaah – met ogen als lotussen; trayodasa  – dertien; adaad  – gaf; dharmaaya – aan dharma;  tatha  – aldus; ikaam  – een dochter; agnaye  – aan agni; vibhuh – daksa.

 

 

Daksa verwekte bij zijn echtgenote Praauuti zestien zeer mooie dochters met ogen als lotussen. Van deze zestien dochters werden er dertien uitgehuwelijkt aan Dharma, en één aan Agni.

 

                                                         TEKST  49-52

 

                          pitrbhya ekaam yuktebhyo               bhavaayaikaam bhava-cchide

                             sraddhaa maitrie dayaa saantis        tustih pustih kriyonnatih

 

                         buddhir medhaa titiksaa hrier          muurtir dharmasya patnayah

                            sraddhaasuuta subham maitrie          prasaadam abhayam dayaa

 

                          saantih sukham mudam tustih           smayam pustir asuuyata

                              yogam kriyonnatir darpam                artham buddhir asuuyata

  

                         medhaa smrtim titiksaa tu                  ksemam hrieh prasrayam sutam

                             muurtih sarva-gunotpattir                 nara-naaraayanaav rsie

 

pitrbhya – aan de pita; ekaam – een dochter; yuktebhyo – de samen gekomen; bhavaaya  – aan heer siva; ikaam  – een dochter; bhava-cchide  – die vrijheid bied aan materiell verstikking; sraddhaa maitrie dayaa saantis tustih pustih kriyonnati  buddhir medhaa titiksaa hrier muurtir – de namen van de dertien dochters van daksa; dharmasya  – cvan darma; patnayah – de vrouwen; sraddha – sraddha; asuuta – baarde; subham  – subha; maitrie – maitri; prasaadam – prasada;  abhayam  – abhaya; dayaa  – daya; saantih – santi;  sukham  – sukha; mudam – muda; tustih   – tusti; smayam  – smaya; pustir – pusti;  asuuyata – baarde;  yogam  – yoga; kriya – kriya; onnatir – onmati; darpam  – darpa;  artham  – artha; buddhir  – buddhi; asuuyata – verwekte; medhaa – medha; smrtim  – smrti; titiksaa – titiksa; tu – ook;  ksemam – ksema; hrieh – hri; prasrayam – prasraya; sutam – zoon;  muurtih- murti; sarva-gunot  – met alle achtenswaardige eiogenschappen; utpattir – de bron;  nara-naaraayanaav  – zowel nara als narayana; rsie de twee wijze.

 

 

Een van de twee resterende dochters werd aan de Pitaa’s van Pitrloka geschonken, waar ze een heel vredig bestaan leidt, en de ander aan Heer Siva, die zondige mensen uit de materiële verstrikking bevrijdt. De namen van de dertien dochters van Daksa die aan Dharma werden geschonken zijn: Sraddhaa, Maitrie, Dayaa, Saanti, Tusti, Pusti, Kriyaa, Unnati, Buddhi, Medhaa, Titiksaa, Hrie en Muurti. Deze dertien dochters kregen de volgende zonen: Sraddhaa kreeg Subha, Maitrie kreeg Prasaada, Dayaa kreeg Abhaya, Saanti kreeg Sukla, Tusti kreeg Muda, Pusti kreeg Smayaa, Kriyaa kreeg Yoga, Unnati kreeg Darpa, Buddhi  kreeg Artha, Medhaa kreeg Smrti, Titiksaa kreeg Ksema, en Hrie kreeg Prasraya. Muurti, die alle achtenswaardige eigenschappen in zich verenigde, kreeg Srie Nara-Naaraayana, de Allerhoogste Godspersoon.

 

                                                         TEKST 53

 

                          yayor janmany ado visvam             abhyanandat sunirvrtam

                             manaamsi kakubho vaataah            praseduh sarito ‘drayah

 

 yayor – van beide ( nara en Narayana) janmany – ten tijde van de verschijning; ado – dat; visvam  – universum; abhyanandat – werden blij; sunirvrtam  – vol vreugde; manaamsi – iederds geest; kakubho – de richtingen; vaataah  – de lucht; praseduh – werd aangenaam; sarito – de rivieren; ‘drayah – de bergen.

 

Toen Nara-Naaraayana verscheen, was de hele wereld vol vreugde. Ieders geest kwam tot  rust, en de lucht, de revieren en de bergen straalden een aangename sfeer uit.

 

                                                     

 

 

 

 

 

 

 

TEKST 54-55

                           divy avaadyanta tuuryaani          petuh kusuma-vrstayah

                              munayas tustuvus tustaa              jagar gandharva-kinnaraah

                          nrtyanti sma striya devya             aasiet parama-mangalam

                              devaa braahmaadayah sarve       upatsasthur abhistavaih

 

divy  – op de hemelse planten; avaadyanta – lieten zich horen; tuuryaani – een instumentaal ensemble;  petuh  – zij regenden; kusuma- – van bloemen; vrstayah regens; munayas  – de wijze;  tustuvus  – reciteerden vedische gebeden; tustaa – tot rust gekomen; jagar – begonnen te zingen ; gandharva – de Gandharva`s ;-kinnaraah  de kinnara`s; nrtyanti sma  – dansten; striya – de moie meisjes; devya –  van de hemelse planeten; aasiet – waren zichtbaar; parama-mangalam – de hoogste voorspoed; devaa  – de halfgoden;braahmaadayah – brahma en anderen; sarve – alle; upatsasthur – vereerden; abhistavaih – met eerbiedige gebeden.

 

    Op de hemelse planeten begonnen muziekgroepen te spelen, en de devata’s lieten een regen van bloemen uit de hemel vallen. De vredige wijzen reciteerden vedische gebeden, de hemelbewoners, zoals de Gandharva’s en de Kinnara’s zongen liederen, de schone hemelbewoonsters dansten, en zo waren ten tijde van de verschijning van Nara-Naaraayana alle tekenen van voorspoed zichtbaar. Juist op dat moment reciteerden grote devata’s als Brahmaa ook vol eerbied hun gebeden.

 

 

 

                                                         TEKST  56

 

                                                       devaa uucah

                                yo maayayaa viracitam nijayaatmaniedam

                                   khe ruupa-bhedam iva tat-praticaksanaaya

                               etena dharma-sadane rsi-muurtinaadya

                                   praaduscakaara purusaaya namah parasmai

 

devaa – de halfgoden ; uucah – zeiden ; yo  – wie ;maayayaa – door uitweindige energie ;  viracitam  – gescapen werd ; nijaya  – door zijn eigen ; atmani  – zich in hem bevindendt ; edam – deze ;khe – in de hemel ; ruupa-bhedam – wolkenmassa`s ; iva – alsof ; tat- – van zich zelf ;  praticaksanaaya – om te openbaren ; etena – met dit ; dharma-sadane – in het huis van Dharma ; rsi-muurtina – in de gedaante van een wijze ;adya  – vandaag ;praaduscakaara – verschenen ; purusaaya – aan de allerhoogste godspersoon ; namah – eerbiedige eerbetuiging ; parasmai de allerhoogste.

 

De devata’s zeiden : Laat ons vol respect onze eerbetuigingen brengen aan de bovenzinnelijke Godspersoon, die deze kosmische openbaring als Zijn uitwendige energie geschapen heeft. Deze bevindt zich in Hem zoals de lucht en de wolken zich in de hemel bevinden. Hij is nu verschenen in de gedaante van Nara-Naaaayana Rsi in het huis van Dharma.

 

                                                         BETEKENIS

De kosmische openbaring is de universele gedaante van de Heer en is niets anders dan een ontvouwing van de uitwendige energie van de Allerhoogste Godspersoon. In de ruimte bevindt zich  een enorme verscheidenheid aan planeten, en als we naar de lucht kijken, zien we wolken met allerlei verschillende kleuren en soms zien we vliegtuig overkomen. De hele komos is dud vol verscheidenheid, maar in werkelijkheid is die verscheidenheid een openbaring van de uitwendige energie van de Allerhoogste Heer, welke in Hem rust. Nadat Zijn energie geopenbaard had, verscheen de Heer Zelf in deze schepping, die tegelijkertijd éénis met Hem  en verschillend van Hem. Daarom brachten de devata’s vol respect hun eerbuitingen aan de Allerhoogste Godsperspoon, die Zich op zoveel verschillende manieren openbaart. Door hun impersonalistische opvattingen, denken  sommige filosofen die men monisten noemt, dat verscheidenheid niet werkelijk is. Maar in het bovenstaande vers wordt duidelijk verklaard, yo maayayaa viracitam, hetgeen aangeeft dat verscheidenheid een openbaring van de energie van de Allerhoogste Godspersoon is. Aaangezien Gods energie niet van Hem verschilt, is verscheidenheid dus ook werkelijk. Materiële verscheidenheid is misschien tijdelijk, maar niet onecht. Ze is een weerspiegeling van geestelijke verscheidenheid. Het woord praticak-sanaaya in dit vers betekent “er is verscheidenheid”en verkondigt de heerlijkheid van de allerhoogste Godspersoon, die als Nara-Naarayana Rsi verscheen en de bron van  alle verscheidenheid in de materiele natuur is.

 

TEKST  57

 

                                so ýam sthiti-vyatikaropasemaaya srstaan

                                    sattvena nah sura-ganaan anumeya-tattvah

                               drsyaad adabhra-karunena vilokanena

                                    yac chrie-niketam amalam ksipataaravindam

 

sah – dat; aýam – hij; sthiti – van de geschapen wereld;-vyatikara  – ellende; opasemaaya – om te vernietigen; srstaan – geschapen ; sattvena – door de geaardheid goedheid; nah ons; sura-ganaan  – de halfgoden; anumeya-tattvah  -begrepen door de Veda`s; drsyaad – zijn blik laten gaan over; adabhra-karunena – genadigen; vilokanena  – blik; yac – die; chrie-niketam – de woning van de geluksgodin; amalam – smetteloos; ksipata – overtreft; aravindam – lotus.

 

Laat die Allerhoogste Godspersoon, die kan worden gekend via de werkelijk gezaghebbende vedische geschriften en die vrede en voorspoed heeft gebracht teneinde alle ellende van de geschapen wereld Zijn genadige blijk overtreft de schoonheid van de smetteloze lotusbloem, die de woning van de geluksgodin is.

 

 

 

                                                         TEKST  58

 

                               evam sura-ganais taata         bhagavantaav abhistutau

                                  labdhaavalokair yayatur        arcitau gandhamaadanam

 

evam – aldus ; sura-ganais – door de halfgoden ; taata – o vidura ;  bhagavantaav – de allerhoogste godspersoon ; abhistutau  geprezen zijnde; labdha – verkregend hebbend ;avalokair – de blik vol genade ; yayatur – vertrok ; arcitau  – aanbedeb zijnde ; gandhamaadanam – naar de Gandhamadana – heuvel.

 

 

 

[Maitreya zei :] O Vidura, zo verheerlijkten de devata’s met hun gebeden de Allerhoogste Godspersoon, die was verschenen als de wijze Nara-Naaraayana. De Heer liet Zijn genadige blik over hen gaan en vertrok vervolgens naar de Gandhamaadana-heuvel.

 

                                                         TEKST 59

                              taav imau vai bhagavato             harer amsaav ihaagatau

                                 bhaara-vyayaaya ca bhuvah        krsnau yadu-kurrdvahau

 

taav – beiden;  imau – deze;  vai – zeker; bhagavato – van de allerhoogste gods persoon; harer – van Hari; amsaav – deel expansie; iha – hier( in dit universum) agatau – is verschenen; bhaara-vyayaaya  – om de last te verlichten; ca  – en; bhuvah – van de wereld; krsnau – de twee Krsna`s ( krisna en arjun); yadu-kurrdvahau – die de besten van respectiefelijk de Yadu – en de Kuru – dynastie zijn.

 

 

Nara-Naaraayana Rsi, die een deel –expansie van Krsna is, is nu verschenen in de Yadu- en Kuru-dynastie, in de gedaanten van Krsna en Arjuna, om de last van de wereld te verlichten.

 

                                                         BETEKENIS

Naaraayana is de Allerhoogste Godspersoon, en Nara is een deel van de Allerhoogste Godspersoon Naaraayana. Zo zijn de energie en de energiebron te zamen de Allerhoogste Godspersoon. Maitreya vertelde Vidura dat Nara, het deelaspect van Naaraayana, was verschenen in de familie van de  Kuru’s, en dat Naaraayana, de volkomen expansie van Krsna, verschenen was als Krsna, de Allerhoogste Godspersoon, om de lijdende mensheid te verlichten van de last en de ellende van het materiele bestaan. Met andere woorden, Naaraayana Rsi was nu in de wereld  als Krsna en Arjuna.

  

                                                         TEKST 60

 

                          svaahaabhimaaninas  caagner           aatmajaams trien ajiejanat

                             paavakam pavamaanam ca                sucim ca huta-bhojanam

 

svaaha – Svaha de echtgenoten van agni; abhimaaninas – de halfgod die het vuur bestuurt;  ca  – en;agner – uit agnie; aatmajaams – zonen; trien – drie; ajiejanat – verwekte; paavakam – pavaka; pavamaanam ca – en Pavanama;  sucim ca – en suci;  huta-bhojanam – de offerandes die in het vuur worden gebracht etend.

 

De devata van het vuur verwekte bij zijn vrouw Svaahaa drie kinderen, Paavaka, Pavamaana en Suci, die zich voeden met de offerandes welke in het offervuur worden gebracht.

 

BETEKENIS

Na de afstammelingen te hebben beschreven van de dertien vrouwen van Dharma, die allen dochters van Daksa waren, beschrijft Maitreya nu de veertiende dochter van Daksa, en haar drie zonen. De offerandes die men in het offervuur brengt, zijn bestemd voor de devata’s, en de drie zonen van Agni en Svaahaa-Paavaka, Pavamaana en Suci—aanvaarden ze in naam van de devata’s.

 

 

 

TEKST 61

 

                              tebhyo ‘gnayah samabhavan        catvaarimsac ca panca ca

                                 ta evaikonapancaasat                   saakam pitr-pitaamahaih

 

tebhyo  – uit hen;‘gnayah – vuurgoden; samabhavan – werden voort gebracht; catvaarimsac – veertig; ca  – en; panca – vijf; ca – en;  ta – zij; eva – zeker; ikonapancaasat – negenveertig; saakam – samen met; pitr-pitaamahaih – met de vaders en de grootvaders.

 

Uit die drie zonen kwamen nog eens vijfenveertig afstammelingen voort, die ook vuurgod zijn. Het totaal aantal vuurgoden is daarom negenenveertig, de vaders en de grootvader inbegrepen.

 

 

                                                         BETEKENIS

De grootvader is Agni en de zonen Paavaka, Pavamaana en Suci. Als men deze vier en hun vijfenveertig kleinzonen bij elkaar optelt, komt men tot een totaal van negenenveertig verschillende vuurgoden.

 

 

 

TEKST 62

 

                             vaitaanike karmani yan-       naamabhir brahma-vaadibhih

  aagnayya istayo yajne          niruupyante ‘gnayas te

 

vaitaanike – offerandes brengen; karmani – de activiteit; yan – van de vuurgoden;-aamabhir – door de namen; brahma-vaadibhih – door impersonalistische brahmana`s; aagnayya – voor agni; istayo – offers; yajne – in het offer; niruupyante – zijn het doel; ‘gnayas – de negenenveertig vuurgoden; tu – maar; te – deze;

 

 

Het zijn deze negenenveertig vuurgoden die begunstigd worden met de offerandes die de impersonalistische braahmana’s in het vedische offervuur brengen.

 

                                                         BETEKENIS

Impersonalisten die vedische baatzuchtige offers verrichten, voelen zich aangetrokken tot de verschillende vuurgoden en brengen offerandes in hun naam. Deze negenenveertig vuurgoden vinden we hier beschreven.

 

 

                                                         TEKST 63

                           agnisvaatta barhisadah              saumyaah pitara aajyapaah

                              saagnayo ‘nagnayas tesaam       patnie daaksaayanie svadhaa

 

agnisvaatta – de agnisvatta`s; barhisadah – de Barhisada`s; saumyaah – de Saumy`s; pitara – de voorvaders; aajyapaah  – de ayapa`s; sa agnayo  – diegene die het vuur gebruiken; ‘nagnayas – diegene die geen vuur gebruiken; tesaam  – van hen;  patnie – de echtgenote; daaksaayanie  – de dochter van Daksa; svadhaa – Svadha

 

De Agnisvaatta’s, de Barhisada’s, de Saumya’s en de Aajyapa’s maken te zamen de Pitaa’s uit. Ze zijn ofwel saagnika ofwel niragnika. De echtgenote van al dez Pitaa’s is Svadhaa, de dochter van koning Daksa.

 

                                                         TEKST  64

 

                           tebhyo dadhaara kanye dve       vayunaam dhaariniem svadhaa

                              uble te brahma-vaadinyau          jnaana-vijnaana-paarag

 

tebhyo – uit hen; dadhaara – geboren; kanye – dochters; dve – twee;  vayunaam  – vayuna; dhaariniem – Dharini; svadhaa – Svadha;  uble  – beiden; te  – zij; brahma-vaadinyau  – impersonalisten; jnaana-vijnaana-paarage – zeer geleerd in zowel bovenzinnelijke als vedische kennis.

 

Svadhaa, die aan de Pita’s was geschonken, kreeg twee dochters, Vayunaa en Dhaarinie, beiden impersonalisten. Ze waren zeer geleerd in transcentale en vedische kennis.

 

                                                         TEKST  65

                            bhavasya patnie tu satie           bhavam devam anuvrataa

                                aatmanah sadrsam putram      na lebhe guna-sielatah

 

 bhavasya  – van Bhava ( Heer Siva) ; patnie – de echtgenote ; tu – maar ; satie – sati geheten ; bhavam – aan bhava ;devam – een halfgod ; anuvrataa – trouw dienend ;aatmanah – van haarzelf ; sadrsam – gelijkend ;putram – een zoon ; na lebhe – kreeg niet ;guna-sielatah – door goede eigenschapen en karakter.

 

De zestiende dochter, Satie, werd de echtgenote van Heer siva. Hoewel ze haar echtgenoot altijd trouw diende, kon ze geen kinderen krijgen.

 

                                                         TEKST 66

 

                            pitary apratiruupe sve                  bhavaayaanaagase rusaa

                               apraudhaivaatmanaatmaanam     ajahaad yoga-samyutaa

 

 pitary – als een vader; apratiruupe – ongunstig; sve – haar eigen; bhavaaya – tegen heer Siva; anaagase – foutloos; rusaa – met boosheid; apraudha – voordat ze volwassen was; iva – zelfs; atmana – door haar zelf; atmaanam – het lichaam; ajahaad – gaf op; yoga-samyutaa – door mystieke yoga.

 

De reden hiervan is dat Sati’s vader, Daksa, Heer Siva placht te bekritiseren, hoeveel hij volkomen foutloos was. Daarom gaf Satie nog voordat ze volwassen haar lichaam op door middel van mystieke yoga-kracht.

 

                                                         BETEKENIS

Heer Siva, die de grootste van alle mystieke yogi’s is, bouwde zelfs nooit een huis voor zichzelf om in te wonen. Satie was de jongste dochter van een machtige koning, Daksa, maar omdat zij Heer Siva als echtgenoot gekozen had, was koning Daksa niet erg tevreden over haar. Wanneer ze haar vader daaro m ook maar ontmoette, bekritiseerde deze haar echtgenoot, hoewel daar geen enkel reden voor bestond, aangezien Heer Siva onberispelijk was. Daarom gaf Satie voordat ze volwassen het lichaam op dat ze van haar vader, Daksa had gekregen. Dit was de reden waarom ze geen kinderen had.

 

Zo eindigen Bhaktivedanta’s betekenisverklaringen bij hoofdstuk een van het vierde canto van het Sriemad-Bhaagavatam, getiteld  “Stamboom van de dochters van Manu.”

 

Waar is de begoocheling, waar is het universum, waar is de meditatie over `Dat’, of waar is de bevrijding voor de verheven ziel, die ontstegen is aan de wereld der begeerten?

 

Hoogachtend,

 

 

 

Khimradj Pherai